‘Wie hier geweest is, kan er wat van’

0261866_Annas_Hoeve.jpg
1965. Ommen Anna’s hoeve (oefenkamp A.N.W.B.)

Stoomcursus kamperen in twaalf dagen

OMMEN – Dankzij de toenemende vrije tijd, de komst van de trein, maar ook dankzij de ongerepte natuur nam het kamperen in Ommen zo’n 120 jaar geleden een behoorlijke vlucht.

(Door Harry Woertink)

De neringdoenden waren blij met de komst van de vakantiegangers die toen met ‘vreemden’ werden aangeduid. Ze gebruikten de slogan: ‘Kom in drommen naar Ommen’. De vraag was wel of men wel bekend was met kamperen? Kennelijk niet want op 12 juli 1948 wordt in Ommen het nieuwe ANWB-buitencentrum ‘Anna’s Hoeve’ aan de Zwolseweg geopend als oefenkamp. Hier werd onder leiding van ervaren kampeerders aan de nieuwelingen op het buitenspoor de juiste sfeer en een goede stijl van kamperen geleerd. Mede door deze oefenkampen poogde de ANWB het kamperen meer inhoud te geven en in betere banen te leiden. Voor een luttel bedrag per persoon kon men hier twaalf dagen lang terecht en de kneepjes van het vak leren. Een goed uitgerust magazijn regelde alle kampeerbenodigdheden: van tenten tot theeketeltjes, van kooktoestellen en pannen tot vele soorten slaapzakken. Dit alles in bruikleen. Het enige wat men moest meenemen was het eigen lijfgoed. Niet alleen het leren kamperen was een doel van het oefenkamp, het ging er vooral om de ANWB-leden te laten ervaren of het ze ook beviel. Een verslag over een stoomcursus kamperen in Ommen uit 1966.

ANWB

De Overijsselse Vecht is een sierlijk door een bosrijk landschap, slingerende rivier. Ommen is een vriendelijk daaraan gelegen stadje. Wie uit het westen aan komt rijden ziet aan de overzij van het water enkele met tenten en caravans bezaaide terreinen. Nauwelijks zichtbaar tussen hoger opgaand geboomte is de nederzetting die de ANWB er heeft. Het heet een instructiekamp, maar men heeft het liever over een proefkamp. De opzet ervan is leken in de praktijk te laten ontdekken wat dat nu eigenlijk is, kamperen. De ANWB-kampen worden gehouden in juni, juli en augustus en duren twaalf dagen, waarvan vier dagen trekkamp. Het handboek van deze toeristenbond zegt wat stijfjes, echter heel precies, wat ze beogen: gelegenheid bieden ‘om zich op een prettige manier kennis en ervaring eigen te maken die nodig is om ten volle van het kamperen te kunnen genieten en om met kennis van zaken een kampeeruitrusting aan te schaffen.’ Wie in Ommen kampeerles gaat nemen, is mentaal al wat voorbereid. Men heeft kunnen studeren vanuit het kampboekje dat er lustig op los babbelt in een klassieke animeertrant. Proza gevloeid uit de balpen van een kampeerder in hart en nieren. Bij aankomst dient men alle spullen bij zich te hebben die op de lijst staan van ‘mee te nemen persoonlijke uitrusting (ook de wasknijpers en ook het juslepeltje). Maar verder heeft men u graag als onbeschreven blad: nooit onder een tentdoek geslapen, nooit een haring in de grond in de grond geslagen. De twaalf dagen worden een stoomcursus kamperen.

Eigen voorraad

In Ommen heeft men een eigen ANWB-voorraadtenten plus een collectie van tenten die door fabrikanten op proef zijn gestuurd. Hetgeen in eerste instantie bekeken wordt, is welke tent het beste past bij de betreffende vakantieganger. Er wordt rekening gehouden met het gezelschap: betreft het een stel meisjes, een stel jongens, is het een jong echtpaar, een ouder echtpaar, een klein gezin, een groot gezin, of is men alleen? Ook wordt rekening gehouden met het vervoersmiddel en met de persoonlijke wensen. De keus gaat tussen bungalowtenten, combinatietenten en sportieve (trekkers)tenten. Heeft men eenmaal zijn keus gemaakt dan zit men er niet noodzakelijk voor twaalf dagen aan vast. Bevalt het type niet dan mag er worden geruild, zo vaak men wil. Al komt dit niet veel voor. De kampleider herinnert zich maar één geval van een gretige man, die ruilde tot de leiding er knettergek van werd.

Jonkies

“Bij ons bezoek was in Ommen een schare van blijmoedige, tevreden lieden neergestreken (hoofdarbeiders, vernamen we, leraren, ambtenaren, kantoormensen, maar er kwam ook wel een enkele lasser, een enkele hakker) die de indruk maakten het best te zullen leren en snel stevig op eigen kampeerdersbenen te kunnen staan”, aldus een vakantieganger. “Op de derde dag viel er geen onwennigheid meer te bespeuren. De mentoren-echtparen die we spraken – zijnde met raad en daad terzijde staande subkampleiders – waren zeer te spreken over de stemming en de vorderingen. Twee kampen met een merendeel aan gezinnen, een kamp met jeugd, die men ‘jonkies’ noemt. Er was geen waterleiding in Ommen; maar een pomp. Natuurlijk geen elektriciteit, het was koken op butagas of primus (spiritus, petroleum). In de avonduren werden praatjes gehouden. Met een spreker op een boomstronk, over hoe de kampeerder slaapt, kookt, over hoe het reilt en zeilt. Bij waarlijk gevallen duisternis, werden liedjes in de kuil bij het kampvuur gezongen. Ook interessant is het rustuurtje. Van half 13.30 tot half 14.30 uur moet het stil zijn: slapen, lezen, of gaan wandelen (als stilzijn zou mislukken). De kampleider riep dan: “De eerste keer roepen ze ha ha! Maar daarna zijn ze er blij mee. Kom je op een kampeerterrein waar ze dat rustuurtje hebben ingevoerd dan weet je het. Die zijn in Ommen geweest.”

Tekst: Harry Woertink
Foto: collectie OudOmmen.nl

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.