‘Een vliedend hert, der botsing ontkomen…’ Tijdje terug. De Zwolseweg. Op naar de voetbal in Vilsteren. Even voorbij de begraafplaats. Vanuit het niets. Een hert uit het struikgewas. Bliksem, dat waarschuwingsbord staat er dus niet voor niets. Het dier was snel. In topconditie. Was het een ouwe baas, dan was het kansloos en had mijn Peugeot de ongelukkige geschept. Het geschrokken dier davert het grasland in en verdwijnt uit mijn blikveld. Oef, dat scheelde een haar… Ik tel mijn zegeningen, terwijl mijn hert, of eh hart bonst in mijn keel. Potverdorie, blijf lekker in de bosjes, of achter het hek, net als je familie in het hertenkamp. Weet ik, zijn geen reeën, maar damherten. Begrijp me goed, ik gun wilde dieren de vrijheid, maar Nederland is overvol. Levert stress op voor mens en dier. Op een vroege winterochtend drie reeën roerloos in de grondmist zien staan, tegen een donkere bosrand; een sereen plaatje voor een kerstkaart. Te zien als je ultravroeg uit de veren bent.
Rond een uurtje of acht begint het gejaag en gedrang. Auto’s. Motoren. Fietsers. Wegen en paden doorkruizen bossen en weiden. Op het asfalt een platgewalste egel. In de berm een doodgejaagd konijn. Wat eens natuur was, is nu snelweg. ‘En dan, wat is natuur nog in dit land’, verzuchtte de dichter J.C. Bloem. ‘Een stukje bos ter grootte van een krant, een heuvel met wat villaatjes ertegen.’ De poëet had gelijk. Wat rest zijn wat boompjes, grenzend aan bouwgrond waarop een boer lelies teelt, waar uitheemse runderen grazen op een hobbelige wei, of rondbuikige pony’s hobbelen van hek tot hek. Wandelen in de natuur is kuieren over kronkelige, van pijlen voorziene zandpaadjes, langs moderne ligstallen en protserige villa’s, die buitenstaanders weren met een streng hekwerk, waarop een bordje met daarop de afbeelding van een afschrikwekkende herdershond en een waarschuwing ‘Hier waak ik’. Op de weide bij de kinderboerderij luieren damherten. Ze hebben een bruin leven. Hoeven niet te vrezen voor snelverkeer, jagers of wolven. Er is altijd voer.
Wie is niet groot geworden met het fenomeen ‘hertjes voeren’. Ze moeten verdwijnen. Merkwaardig. Die Bambi’s ogen lief, maar zijn levensgevaarlijk volgens de minister die erover gaat. Volksvertegenwoordigers tonen zich gedwee. Stemmen met het voornemen in. De herten hoeven niet à la minuut te worden geruimd, maar er mag niet meer mee worden gefokt. Het bestand moet doodbloeden. Mag geen nageslacht verwekken. Maar wat is een hertenkamp zonder herten? Wat is U2 zonder Bono? De Arena zonder Ajax? Een taart zonder slagroom? Het is wachten tot het laatst overgebleven hert is heengegaan. Gebroken en verbitterd heeft het eenzame dier zich in het prikkeldraad geworpen, niets meer om voor te leven. Geen hinde om te bespringen, geen bok om te bevechten. Nooit meer dartele, ietwat gereserveerde herten, enkel opdringerige, stinkende sikken, dom blatende schapen en exotische, suf met de kaken malende alpaca’s. Hoor zijn vriend de ezel. Het dier balkt The Last Post. Hartverscheurend. Dwaas? Nee, onnozele ezels huizen niet in kinderboerderijen, maar in stadskantoren…
© Copyright 2022, Alle rechten voorbehouden, Regiobode BV - Industrielaan 22 - 6951 KG Dieren - tel.: 0313-41 52 00