Even een eitje koken. En maar knijpen in dat kreng. Die had iets van ‘je kunt doen wat je wil, ik verrek het.’ Reuzehandig, zo’n elektrische apparaat om het gasfornuis mee aan te steken, maar dan moet-ie het wel doen. Een binnensmondse vloek. Ja, ja, vloeken is een zwaktebod, maar als dat ding nou gewoon doet waar hij voor bedoeld is, had ik niet gevloekt. Doe ik normaal ook niet. Hooguit als ik een fietsband moet plakken of bij de voetbal, op de mopperbult, als het niet loopt zoals ik het graag zie. Tip tussendoor: wie niet wil vloeken kan beter niet gaan bandenplakken en wegblijven van het voetbalveld. Of behangen. Nooit samen doen. Kost je je huwelijk. Vloeken lost niets op. Klopt. Het is een slechte gewoonte. Ajax en FC Ommen zijn nu eenmaal niet ongenaakbaar. Ach ja, voetbal is emotie en het vlees is zwak. Ondertussen nog steeds geen vuur. Wat te doen? Nu is Lampie niet voor een gat te vangen. Goed nadenken en…, juist, even struinen in de keukenla.
Warempel, pakjes lucifers. Helemaal weg gepropt achterin de schuifbak. Wie weet hoe lang ze daar al lagen. Ver uit zicht. Waarschijnlijk om mijn kleinzoon niet in de gelegenheid te stellen een paar van die houtjes af te strijken en brand te veroorzaken. Hij was nogal van het ontdekken en zag ‘een nee’ op iets, zoals spelen met lucifers, meer als uitdaging dan streng verbod. Als snotjoch niet weg te slaan bij de paasbult en als puber rond de jaarwisseling een partij vuurwerk op zak waar ze in Enschede een rolberoerte van krijgen. Maar goed, ik kon een eitje koken. Lucifers, mijn redding. Die met de beeltenis van een zwaluw. ‘Zwalvies’ mag ook. Zo typeerde mijn oudtante Gé, officieel Gezina, zwaluwen. In het voorjaar keek ze uit naar hun komst. Een teken dat het winterleed voorbij was en dat de zomer in aantocht was. In het najaar was dat andersom. Dan meldde ze bedrukt ‘de zwalvies bint vertrökk’n’. Van al het gevogelte spreken gierzwaluwen me weinig aan.
In tegenstelling tot Carles Bemboom. De schoolmeester sprak liefdevol over ‘de 100 dagen vogel’, doelend op de gierzwaluw. Dat is de vogel die je zomers tussen en over de daken in de binnenstad ziet scheren. Als kamikazepiloten jagend op insecten. Krijsend als in een horrorfilm. Schuwe luchtacrobaten, die wegkruipen onder pannen en in nestkasten, zoals Carles ‘Bimbam’ er een paar aan de muur heeft hangen. Hij biedt onderdak. De beschermheer van deze stuntpiloten herinnert zich nog als jochie hoe ze om het ouderlijk huis flitsten, de bazaar randje binnenstad. Gierzwaluwen zijn niet aaibaar. Spreken niet tot de verbeelding, zoals een lieflijk roodborstje, kleurrijk ijsvogeltje of monter winterkoninkje. Gierzwaluwen zijn op zichzelf. Onbekend maakt onbemind. Ze bivakkeren hier een paar maand en nemen de wijk. Gelijk de asielzoekers in het gemeentehuis. De ‘100 dagen gasten’. Nauwelijks tijd om ze te leren kennen. Gelijk gierzwaluwen krijgen ze een gastvrij onthaal, maar vertrekken na een tijdje naar elders. Geen idee waar naartoe…
Meer foto's
