Lampie: Oplichter

Vanaf Expo Assen de snelweg op richting Hoogeveen. De A28 als ik me niet vergis. Bestelbusje halfvol. Inkopen gedaan. Op de brocantemarkt. Dat is een wat luxe uitdrukking voor rommelmarkt. Of vlooienmarkt. Spul dat van de ene naar de ander zolder verhuist, is mij wel es ter ore gekomen. Voor de een troep, voor de ander waardevolle hebbedingetjes. Mijn vrouw zit in die handel. Ik ben onbezoldigd chauffeur en pakezel. Hoe dan ook, eenmaal op de autobaan koos ik het spoor van een zilvergrijze BMW. Die had er stevig de gang in. Zo tussen de 100 en 120. Vloog ie twee auto’s voorbij, dan deed ik dat ook. Vrachtwagen voorbij, ik ook. Campertje meepakken? Ja hoor, ik volg. Na een tijdje begon het mijn vrouw op te vallen. “Zit je die BMW te stalken?” “Volgen”, verbeterde ik haar. “Volgen, niet stalken.” “Straks gaat ie er wat van denken.” “Wat dan?” “Ja…, weet ik veel, ga er voorbij of laat je afzakken.” “Wie rijdt, jij of ik?” “Het is machtig irritant.” “Jij je zin”, gaf ik toe en liet me afzakken.
Geen idee of de bestuurder van die BMW in de gaten had dat ik zijn spoor koos. Als bestuurder kijk je toch grotendeels vooruit, niet dan? En hoezo achterdochtig, als je niets op je geweten hebt, wat heb je dan te vrezen. Of is dat te kort door de bocht? Tijdje terug werd ik ook op de voet gevolgd. Had niets in de gaten. Tot ik onze straat binnenreed. Het is er smal. Twee auto’s kunnen elkaar net passeren. Uitkijken dus. Vaart minderen. Een witte auto zat me op de bumper. Hé, op de Beerzerhaar ook al. Had gevist nabij de brug aan de Kloosterdijk. De witte auto bleef kort achter me, de Vechtbrug over, richting Dante. Geen bijgedachten. Druk bezig Bruce Springsteen vocaal bij te staan. ‘I’m waitin’, waitin’ on a sunny day/Gonna chase the clouds away/I’m waitin’ on a sunny day’. Wereldnummer.
Even inparkeren en hé ja, ook hallo. De witte auto houdt halt pal naast me en verspert ons straatje. Een man stapt uit. Kale kop. Leren vest. Ruitjesbloes. Ring in het oor. Boze blik. Tik op de ruit. Rustig. Zit in de gordel. Ongeduld. Zijn hand gaat boven de wenkbrauwen als een zonnescherm. Een blik in de bagageruimte. “Heb je pannen bij je?” Vreemde vraag. “Nee, hengels.” “Verkoop je geen pannen?” “Ik verkoop niks.” Hij kijkt me indringend aan. “Ik volg je al vanaf de Beerzerhaar.” “Hoezo?” “Er is een vent bezig ouwelui op te lichten. Verkoopt veel te dure pannen. Als ik hem te pakken krijg!” “Wat een hufter”, toon ik begrip. “Is de politie op de hoogte?” “Zeker! Zag je rijden en dacht: daar heb je ‘m. Zelfde grijze bestelbusje, vandaar. Sorry.” En daar ging ie. Nee, ik verkoop geen kookgerei, maar dacht bij mezelf: jááá bliksem, wat als ik nou toevallig een pannensetje voor mijn moeders verjaardag had gekocht en dat lag achterin. Dan had ik wat uit te leggen…

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.