De spanning is om te snijden aan tafel. Strakke gezichten zijn gericht op de door mij met zorg bereide maaltijden. Gerookte zalm op een bedje van salade met notensmaak met een dotje mierikswortelcrème, bietensalade gemarineerd met balsamico-azijn, afgewerkt met hüttenkäse en aardappels gekookt in schil met verse tijm, bedropen met eigengemaakte boter. Gezien de eenvoudigheid van het bereiden leek mij dit een mooi gerecht om de drie-koppige jury voor te zetten. Ik zweet geblancheerde peentjes. Lukt het mij de kritiek van deze fijnproevers te doorstaan?
Bij het oudste jurylid blijft het bord ongenaakbaar leeg. “Aardappels in schil!? Dat heb ik je al eerder gezegd. Die komen niet op mijn bord. En die bieten… laat maar.” Ai, niet goed opgelet tijdens eerdere beproevingen. Ik hoop niet dat dit mij de das om zal doen. Bij het oordeel van het middelste jurylid vallen de bieten niet direct in de smaak. Pas na mijn aandringen, om nogmaals te proeven, komt er een verrassende eindconclusie op tafel: “De bietensalade smaakt naar aardbeienkwarktaart”. Of ik hier blij mee moet zijn, weet ik niet. Het is in ieder geval wel positief. Er gloort een sprankje hoop.
Het jongste jurylid neemt het niet zo nauw en valt als een hongerig dier aan op de aardappels. “Die schillen komen er vanzelf wel weer uit,” is haar nuchtere gedachte. En ze schept voor de tweede maal op. De bietentaart kan haar niet zozeer bekoren, alhoewel ze aardbeienkwarktaart wel heel lekker vindt. Maar de zalmsla is haar favoriet. Daar is binnen no-time alle vis van verdwenen. En ook met de groenigheid heeft ze geen moeite, dat smaakt heerlijk met de scherpe mierikswortel. “Wel even een glas water erbij om te blussen.”
Wellicht zal ik deze maaltijd niet zo snel weer herhalen. Het jurypanel heeft een scherp geheugen en over smaak wordt duidelijk getwist. Ik denk dat ik Jamie maar even een mailtje stuur dat hij bij het schrijven van een nieuw kookboek ook even aan mijn kinderen wil denken. Misschien is het zelfs beter dat hij mijn testpanel even leent. Bij het recept in Oliver’s kookboek noteer ik alvast de datum en de bevindingen van de kinderen. Mocht ik de rechtbank van fijnproevers weer willen tarten, dan wil ik niet in herhaling vallen.