Door Maarten van Strien
Vanaf de straat is er weinig aanleiding om te denken dat er meer is dan alleen een groot woonhuis. Een plakkaat naast de oprit verraadt de aanwezigheid van een museum. Ongetwijfeld fietsen er dagelijks mensen langs die zich niet eens bewust zijn van de aanwezigheid van het grammofoonmuseum. Het bevindt zich in het souterrain van het woonhuis en het vloeroppervlak van circa 300 vierkante meter is smaakvol ingericht. Overal staan vitrines, gevuld met technologie en bijzonderheden uit een andere tijd.
Drijvende kracht achter het museum is Jelle Bos. Daarbij wordt hij bijgestaan door enthousiaste vrijwilligers; drie mensen voor de presentatie, twee voor de koffie en de begeleiding, en drie voor de platenclub. Hoe indrukwekkend het museum voor een buitenstaander ook mag zijn, voor hem is het eigenlijk allemaal een uit de kluiten gewassen hobby.
“Het grammofoonmuseum is in 2005 geopend door Liesbeth List, en is ontstaan doordat ik mijn privécollectie in bruikleen gaf aan de Stichting Grammofoonmuseum” vertelt Bos. “Het is allemaal hobbywerk, verzameld in 35 jaar tijd. Ik had in die jaren niet eens de intentie om er een museum van te maken.”
Zijn interesse voor de grammofoon begon al op jonge leeftijd. Bos is geboren in 1939, net voor de oorlog. “En na de oorlog was er niks, het land was vernield. Toch heb ik een prachtige jeugd gehad, er waren maar weinig auto’s, we speelden op straat, en met alles wat je vond maakte je speelattributen. Op een bepaald moment kwam ik in aanraking met een koffergrammofoon. In die tijd was dat echt heel bijzonder, en ik wilde altijd weten hoe dat technisch in elkaar zat. Ik bouwde in die tijd zelf een grammofoon van een stuk fietsslang, een houten draaischijf, een oude fietsdynamo en een plastic buis met een elementje. Daar kon ik toen platen mee draaien, een ouwe radio zorgde voor de geluidsversterking.”
Verzamelwoede
Pas sinds 1975 is Bos echt serieus gaan verzamelen; ruilen, onderdelen zoeken, handelen, heel Nederland werd afgestruind. Hij heeft gewerkt in een kledingwinkel en een beddenzaak. Ook heeft hij in vele commissies gezeten, zijn dagen waren goed doch naar volle tevredenheid gevuld. Na een lange werkdag kon Bos dan enkele uren aan zijn grammofoonhobby besteden. Beroepsmatig heeft hij nooit ervoor gekozen om, met al zijn inmiddels opgedane kennis, een beroep in de geluidsindustrie te verkiezen. “Ik heb wel op het punt gestaan hoor, maar ben toch blij dat ik het niet gedaan heb. Wijsheid zegt dat wie van z’n hobby z’n beroep maakt een andere hobby moet zoeken. En ik vond het als hobby veel te leuk en te ontspannend om dat zomaar op te geven.”
Na 35 jaar verzamelwoede is het museum erg veelzijdig en waardevol geworden. Die waarde heeft echter geen betekenis voor Bos. “Pas als je iets kunt verkopen krijgt iets waarde, en ik wil deze verzameling beslist niet kwijt. Ik ben ook niet meer op zoek naar nieuwe spullen aangezien ik ook nog een deel in een opslag heb staan. Compleet is een museum als deze nooit, daarvoor zijn er simpelweg te veel grammofoons gebouwd. Zoals mijn museum nu is vind ik het eigenlijk wel goed, ik wil het qua omvang hierbij laten.”
Het museum heeft alle potentie om druk bezocht te worden. Bos heeft hier echter zijn eigen visie over. Het liefst geeft hij alle tijd en aandacht aan de rondleiding. “Zo’n grammofoonmuseum gaat pas leven als je plaatjes draait op een grammofoon die je eerst aanzwengelt. Stroom hebben ze niet nodig, en ergens is dat ook wel een beetje de charme van deze technologie. Als dit een museum zou zijn waar achter elkaar mensen in- en uitlopen dan zou ik de hele dag achter elkaar hetzelfde verhaal moeten vertellen. Aan het eind van zo’n dag zou ik werkelijk uitgeput zijn. Het is toch een hobby, dus het moet leuk blijven. Door het bezoek op afspraak kunnen ik en mijn medewerkers enthousiast blijven vertellen over de grammofoon. De bezoeker gaat uiteindelijk door die aandacht meer dan voldaan naar huis.”
Niet alleen grammofoons
Het museum heeft naast grammofoons ook fonografen, oude radio’s, en zelfs een viool waar een hoorn aan bevestigd is. Destijds werden orkesten opgenomen door een grote hoorn, het omgekeerde principe van een grammofoon dus. Luide instrumenten en instrumenten die vlak bij de hoorn stonden kwamen duidelijk naar voren terwijl zachte instrumenten en instrumenten die achteraan stonden minder duidelijk waren. De hoorn op de viool versterkt de luidheid van het instrument zodat de balans in het gehele orkest werd verbeterd.
De stichting bezit ook een platenverzameling. Vrijwel alles wordt verzameld, internationale artiesten, streekmuziek, geen genre wordt uitgezonderd. Duizenden platen – en sommige zijn meer dan een eeuw oud – staan in de kast. De stichting heeft als doel om platen en hoezen te preserveren. “Ja, die platenhoezen. Dat concept lijkt een beetje te verdwijnen met die muziekdownloads van tegenwoordig. Maar die grote hoezen van destijds waren artistiek gezien erg interessant, wat mij betreft echt een onderdeel van de gehele muziekbelevenis.”
Het museum is ruim opgezet om het voor iedereen toegankelijk te maken, inclusief mensen in een rolstoel. Ook een lift naar het souterrain is aanwezig. Zelfs iemand die niets heeft met oude grammofoonspelers zal onmiddellijk onder de indruk raken van dit museum. De duidelijke en boeiende rondleiding van Bos is hier debet aan. Voor iedereen die echt interesse heeft in de ontstaansgeschiedenis van de grammofoon is dit museum een uniek uitje om niet te missen.
Op bezoek
Voor groepen van 5 tot 35 personen is het museum op afspraak van maandag tot en met zaterdag geopend, eventueel ook in de avonduren. De toegang bedraagt 5 euro per persoon, inclusief koffie, cake en rondleiding. Je vindt het grammofoonmuseum aan De Smeule 3 in Nieuwleusen. Voor meer informatie kun je bellen met 0529-483315 of kijk op www.grammofoonmuseum.nl.